Grondleggers van de cognitieve gedragstherapie (CGT) zijn Aaron Beck en Albert Ellis. Centraal staat bij deze therapie dat een irrationele gedachte vaak zorgt voor niet helpend gedrag. Dit heeft dan weer een negatief gevolg. Door de gedachte te veranderen of bijvoorbeeld in de praktijk te checken bij de ander kan meer helpend gedrag worden gerealiseerd wat gunstigere gevolgen heeft.

Tijdens cognitieve gedragstherapie leert je kind welke invloed zijn gedachten, gevoelens en gedrag op elkaar hebben. Het leert zich af te vragen of zijn (negatieve) gedachten over zichzelf en anderen wel kloppen, hoe het zich hierdoor voelt en gedraagt en wat de gevolgen daarvan zijn. Om de juistheid van gedachten en alternatieven (positieve, helpende gedachten) te ontdekken gebruiken we het 5 g – schema:

Gebeurtenis –> Wat is er gebeurd?

Gedachte –> Wat dacht je?

Gevoel –> Wat voelde je?

Gedrag –> Wat deed je?

Gevolg –> Wat gebeurde er toen?

KlikĀ hier voor een voorbeeld van een negatief 5 g-schema.

KlikĀ hier voor een voorbeeld van een positief 5 g-schema.